Regie op toekomstige maatschappelijke gebruiksmogelijkheden
Het college van Burgemeester en Wethouders heeft ingestemd met het ter inzage leggen van het ontwerp van de omgevingsplanwijziging ‘Maatschappelijke gebruiksmogelijkheden’. Het is niet meer vanzelfsprekend dat panden met maatschappelijke gebruiksmogelijkheden voor elk maatschappelijk initiatief gebruikt kunnen worden. Initiatiefnemers die in zo’n pand maatschappelijke diensten willen verlenen, moeten bijna altijd een vergunning aanvragen. De gemeenteraad neemt het definitieve besluit hierover na de zomer.
Maatschappelijke voorzieningen zijn er in allerlei soorten en maten. Van een huisarts tot begeleid wonen met zorg. Sommige van deze functies zijn in bepaalde buurten oververtegenwoordigd. Dat kan ten koste gaan van de leefbaarheid. De wijziging van het omgevingsplan is de volgende stap om te kunnen sturen op een evenwichtige spreiding van maatschappelijke voorzieningen over de stad, rekening houdend met wat buurten en wijken nodig hebben én aankunnen.
De juiste plek
In de bestemmingsplannen was veel ruimte voor maatschappelijke voorzieningen. Het nadeel daarvan is dat niet altijd de juiste maatschappelijke dienstverlening op de juiste plek terechtkomt. Daarom wordt het omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen) aangepast. Organisaties die al vanaf een bepaalde locatie werken, kunnen dat blijven doen. Organisaties die willen uitbreiden, iets nieuws willen beginnen in een bepaald pand, of hun maatschappelijke dienstverlening willen wijzigen, moeten daarvoor in de meeste gevallen een vergunning aanvragen.
Sterke buurten en wijken
Wethouder Marco Peters van Ruimtelijke Ordening: “Onze insteek is om te werken aan sterke en leefbare buurten en wijken. Door regie te nemen op de vestiging van maatschappelijke voorzieningen zorgen we ervoor dat deze voorzieningen landen op de juiste plek zodat deze hieraan kunnen bijdragen. Dit helpt ons ook om nieuwe gevallen van ongewenste overmatige clustering van voorzieningen die ervoor zorgen dat buurten overlopen en dus afbreuk doen aan de leefbaarheid een halt toe te roepen.”